Afkoelen en kwakkelen

De woningmarkt gaat de komende jaren afkoelen: de huizenprijzen stijgen minder hard en de hypotheekrente gaat verder omhoog, richting 4% in 2024. Dat voorspelt De Nederlandsche Bank (DNB) in zijn laatste economische rapport. De voorspellers van de centrale bank zien dit jaar nog een prijsstijging van circa 14% en dat is al een kleine afvlakking. Maar de komende jaren zal die afvlakking iets harder gaan: in 2023 voorziet DNB nog een prijsstijging van 3,7% en in 2024 circa 2,5%.

Nu weten we allemaal dat voorspellen een moeilijk vak, omdat de toekomst zeer onzeker is, maar laten we er voor het gemak eens vanuit gaan dat de koffiedikkijkers het bij het recht eind hebben. Dan komt er een eind aan de gekte die reeds enige jaren op de woningmarkt heerst. Voor kandidaat-kopers is dat goed nieuws. De gevolgen worden echter ook weer wat getemperd door de verdere stijging van de hypotheekrente. DNB ziet die in 2024 oplopen naar 3,8% als gevolg van onder meer de economische onzekerheid en de oplopende inflatie. Dat leidt tot een vermindering van de leenruimte en dat zal dus een matigend effect op de huizenprijzen hebben.

Een echte crisis op de huizenmarkt verwacht DNB-directeur Olaf Sleijpen overigens niet, zegt hij in De Telegraaf, ook niet als gevolg van de aanhoudende oorlog in Oekraïne. “De huizenmarkt is en blijft krap, dat is een onderliggende kracht die de huizenprijzen stut.” Uitsluitend een zware recessie of een financiële crisis kunnen een woningmarktcrisis veroorzaken. En die ziet hij niet opdoemen. De groei is er weliswaar even uit en de economie gaat ‘kwakkelen’, maar volgens DNB zal er over het hele jaar toch een lichte groei zijn. Rabobank en ABN Amro zijn iets pessimistischer en schatten de kans op een recessie wat groter in. Duidelijk is wel dat de duur van de oorlog in Oekraïne – en die kan niemand voorspellen – een doorslaggevende factor wordt. Verder zie ik in de stellingname van DNB natuurlijk vooral bevestiging van de opvatting dat de prijsvorming op de woningmarkt voor een groot deel bepaald wordt door het krappe aanbod. En dat het dus zaak blijft om dat aanbod fors en snel te verruimen, met zo min mogelijk kostenverhogende eisen en voorwaarden.