De ‘deal’ komt eigenlijk te laat

De stadsregio Eindhoven-Helmond mag in de komende vijf jaar maar liefst 27.000 woningen extra bouwen, waaronder ook een flink aantal tijdelijke huizen. Dat was fantastisch nieuws. Deze ‘woondeal’ in verkiezingstijd werd onlangs ondertekend door minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Wonen), gedeputeerde Van Merrienboer (Brabant) en wethouder Torunoglu (Eindhoven).

Je zult nu wel blij zijn, kreeg ik de afgelopen weken vaak te horen in mijn omgeving. En natuurlijk is deze ‘deal’ een positief antwoord is op de veelvuldige oproepen van mij en veel marktpartijen: meer bouwen, snel bouwen en vooral op plaatsen waar de vraag ligt (in de stad en in de groene randen rond de stad). De inwoners van deze regio schreeuwen erom en de economische groei en bloei van Brainport maakt de noodzaak – mede door de instroom van veel expats – alleen maar groter.

Tegelijkertijd moeten we ons realiseren dat deze deal eigenlijk te laat komt. Ruimte is schaars, ook in onze regio. Het verkorten van procedures en het versoepelen van voorwaarden is een heikel punt. De markt is minder stuurbaar dan politici vaak denken. Het duurt lang voor het aanbod zich kan aanpassen aan de vraag. En dat was allemaal bekend bij de Tweede Kamer. Want een Tweede Kamercommissie die parlementair onderzoek (klik hier voor het onderzoek) deed naar woningbouw en huizenprijzen over een langere periode, heeft die conclusies allemaal getrokken in een rapport dat in 2013 uitkwam.

Helaas hebben zij er niet veel mee gedaan. Nu schreeuwen die landelijke politici vaak moord en brand en proberen ze de markt te reguleren met ideetjes, bijvoorbeeld over het weren van beleggers. Maar structureel is er weinig veranderd. Dus: ja, het is een hele mooie woondeal. Laten we hopen dat deze afspraken echt als stimulans gaan werken. Maar mijn inschatting is dat we er pas later de vruchten van kunnen plukken. Ik zie dat bouwplannen die voor 2018 als ‘extra’ werden gepland pas medio 2020 tot uitvoering komen. Zo schuift alles op en zal de uitdaging vooral zijn om in de toekomst ook in economisch mindere tijden door te bouwen.